Het gebruik van het programma.


De grafische interface


De eerste keer


Als je ccd.exe start, krijg je dit scherm.
We gaan hier stap voor stap de verschillende knoppen behandelen.
We beginnen bij de eerste tab: Database connectie sql


Om te beginnen, moeten we een connectiestring naar de databank aanmaken.
Dit kan een ODBC-connectie zijn, of een ADO-connectie.
Ofwel open je een connectiebestand (zie extenties) met het laatste knopje, .
Je kan ook zelf een connectiestring maken, door op te klikken.
Deze kan je dan eventueel opslaan in een connectiebestand, door op te klikken.
Eens dit gebeurd is, moet je de connectie openen.


Als je op of klikt, kom je in een klein dialoogvenstertje, dat hieronder wordt beschreven.
Hier kan je de connectie opbouwen. Kijk hiervoor in de help van windows.
Als je op hebt geklikt, dan ga je gewoon terug naar het programma.
Als je op hebt geklikt, dan wordt de databank geopend en kan je verder.
Nu kan je op klikken.

Hiermee kan je de map waar de exports moeten opgeslagen worden aanduiden.

Het scriptbestand


Nu kan je een scriptbestand openen.

Druk hiervoor op
Zoek het scriptbestand en open het.
Nu kan je verschillende dingen doen.
  • Sla de wijzigingen in het geopende script op.
  • Voer de geselecteerde lijn automatisch uit.
  • Voer alles automatisch uit.
  • Open enkel de sql en negeer de instellingen.
Maar eerst moeten we wel de lijn selecteren.
Deze is geselecteerd.

De export


Als je op klikt, kan je de volgende twee knoppen bedienen:
  • Exporteer de uitvoer van de tabel naar een XML-bestand.
    Hieronder zie je dat je een bestandsnaam en map moet kiezen, waar de uitvoer wordt opgeslagen.
  • Exporteer de uitvoer van de tabel naar een reeks sql-statements.
    Hier wordt aangegeven hoeveel sql-statements aangemaakt zijn.
    Per record in de tabel wordt er een sql-statement aangemaakt.
    Hierna kom je op de volgende tab, SQL verder verwerken, terecht.
Hier zie je het resultaat van .
Natuurlijk heb je de mogelijk om deze uitvoer op te slaan.
  • Sla de uitvoer op.
  • Open een eerder opgeslagen bestand.
  • Voer alle sql-statements uit.

Help


De laatste tab, Informatie, geeft uitleg over hoe de command line werkt.
geeft informatie over het programma:

De instellingen


Hier volgt een korte beschrijving van de instellingen, die de soort uitvoer bepalen.
Een kleine opmerking: Als je kiest, dan hebben deze instellingen totaal geen invloed.

  • Met SQL Explorer wordt er op het einde 'go' toegevoegd aan de export. Zo kan je deze in een databank-explorer gebruiken.
  • Set identity zorgt voor SET IDENTITY ON aan het begin dan de export en SET IDENTITY OFF aan het eind.

  • INSERT INTO
  • is de standaard instelling. De uitvoer bevat INSERT sql-comando's.
  • UPDATE
  • De uitvoer bevat UPDATE sql-comando's.
  • Stored procedure A,B
  • De uitvoer bevat aanroepen naar een stored procedure sql-comando's. De argumenten worden er gewoon achteraan gezet, met een spacie ertussen.
  • Stored procedure (A,B)
  • De uitvoer bevat aanroepen naar een stored procedure. De argumenten staan tussen haakjes, met een spacie ertussen.
    Geef hier ook de stored procedure in.
  • Ascii
  • De uitvoer moet ascii zijn. Zonder sql's dus.
    Je kan hier het karakter om tussen de velden te zetten bij ASCII-uitvoer invoeren. Standaard is dit leeg.
    Geen quotes: De quotes van string-veldtypes weglaten.

  • Nee
  • De uitvoer wordt niet voorafgegaan door een commando dat de tabel leegmaakt.
  • met DELETE * FROM
  • De uitvoer wordt voorafgegaan door DELETE * FROM
  • met TRUNCATE TABLE
  • De uitvoer wordt voorafgegaan door TRUNCATE TABLE

De commandline